Democratieën hebben het zwaar met een populistische contrarevolutie. Dreigend in Verenigde Staten, Portugal, Duitsland en Frankrijk. Regerend in Hongarije, Italië, Nederland en nu ook (waarschijnlijk) in Oostenrijk. Marijn Kruk schreef ‘Opstand’ over deze ‘populistische revolte en de strijd om de ziel van het Westen’. Hij vindt populisme eigenlijk een te poezelige term – het gaat om de (her)opkomst van een illiberale ideologie met wortels in de 18e en 19e eeuw. Deze contrarevolutie is een reactie en antwoord op de protestgeneratie van 1968. Tegen de onzekerheid van de moderniteit, tegen flexwerk en flitskapitalisme en tegen de fluïditeit van de huidige wereld. Het is een terugverlangen naar een eenvoudig en geromantiseerd verleden, gevoed door een sterke angst voor verlies van het eigene.

Marijn Kruk beschrijft met vlotte pen het begin van deze illiberale ideologie in de 18e eeuw en trekt dit door naar huidige denkers als Roger Scruton en zijn pupil Thierry Baudet. Kruk sluit af met een optimistische conclusie; ‘Alles wijst erop dat de missie van de illiberale contrarevolutie gedoemd is. Wie realistisch is accepteert de moderniteit en probeert de stroom ervan in zo goed mogelijke banen te leiden.’ Zonder verdere onderbouwing klinkt dit ineens naief.

Toch is dit boek voor mij een eye-opener en smaakt het naar meer, maar laat mij ook met vragen zitten. Is het een idee om in een leesgroep dergelijke literatuur gezamenlijk te lezen en te bespreken?